aandoen aandoet aanduid aanhoud aanjoeg aankunt aankwam aanland aanname aanneem aanpakt aantast aanviel aanvoer aanzien aanziet aanzijn aanzoek aarzelt abactis afbogen afbraak afbreek affreus afgaand afgezet afkeurt afkickt afkocht afloopt aflopen afloste afmeldt afmeten afrukte afsneed afsnijd aftapte afvegen afvloog afwerpt afweten afwierp afwijkt afwijst akoniet almenum ambieer arbeidt avondje bakolie bakoven baksels barokke bebouwt bederft bediend bedierf beefden beeldde beelden befaamd begaafd begraaf behaalt behalen behalve behoedt behoefd behoeft behoeve behoord bekaaid bekeerd beklimt bekneld beknelt bekoeld bekoelt belaadt beleeft beleend belegde bemelen bemenst bemeten benoemd benoemt bepleit bepraat bergeyk berghum berispt berooid beschot besloeg besloot besprak bestemd beticht betijen betitel betuigd betuigt bevangt bevatte bevecht beveelt bevoegd bevolkt bevroor bevuild bevuilt bewaakt bewaard bewijst bezeren bezette bezocht biddend bijblad bijdeed bijdoen bijdoet bijhoud bijkans bijkomt bijkwam bijtelt bijtend bindend bisselt blijken bochels bochten boekend boenwas bolberg bonsden botshol bouwsel bouwval breiwol brouwde bucholt buikvol buisjes buitelt buldert citeert concaaf cornjum craailo cubaans dagboot dagdeel decanie deelnam delftse delgden diepste diepten dijkers diocees dioriet dishoek ditmaal dokkums dommelt domwier doolden doopten doorzet doseren dotatie draaide drassig dreigde droegen dupliek durfden eemdijk eeneiig eerbaar eerbare eerbied eerdere eerlang eetwaar eetzaal eeuwige efemeer eiermie eierrek eindigt emplooi engwerd engwier enzymen erfooms erfstuk ergerde ertveld ervaart ervaren etaleer eursing euvelen euveren ewinkel faseert faseren filmden filmrol firdgum flauwte fleemde fluiten fonkelt gaapten gaarkok gaasjes geademd gebazel gebeefd gebeier gebokst geboogd geboord gebruld gedampt gedankt gedanst gedeald gedeeld gedijen gedijkt gedruis geducht geduide geduurd geeuwde geeuwen gefruit gegaapt gegeild gegrond gehaakt gehaald gehaast gehakte geheuld geheven gehijgd gehinkt gehoond gehoopt gehoord gekeerd gekeken gekerfd gekermd gekiemd gekiend geknikt geknopt geknord gekoeld gekolfd gelaafd gelaagd gelagen geldzak geleefd geleegd geleekt geleend geleerd gelieve gelooft gelooid geloond geloosd gelopen gelucht gemalin gemengd gemeten gemijnd genazen gepaaid gepaald gepacht gepalmd geploft geplukt gepocht gepolst gepoogd gepookt gepoosd gepruts gepuild geraakt geraamd geraasd geregen gesaust geschat geschud geschut geslikt geslipt gesloft geslokt gespeld gespuid gespuit gespuwd gestaag gestaan gestamd getankt geteeld geteerd getelde getergd getierd getromd getrouw getuigd getuige getuigt geveegd geveerd geveild gevoegd gevoeld gevoels gewacht gewaden gewalgd gewalmd gewalst gewarmd geweven gewhist gewrikt gewroet gewrokt gewuifd gewurgd gewurmd gezaagd gezaaid gezwikt gillend gistten gitaren gleuven gluurde gnuifde gnuiven golvend gonsden goochel grafiek grafiet grapten grensde grijnst grijpen grofweg gruwelt guitige haasdal haatten halfaap hamdijk handrug haperde haperen havelte heetste heetten hefswal helften hemelum herbouw herriep hetgeen heulsap hiertoe hieruit hieslum hieuwen hoeders hoezeer hofarts holtien holwerd honesch hoogtij hooguit hopende horende hosselt hoxfeld huivert huurden huurder iemkers ijhorst ijkmaat ijstijd ijverde ijveren ijzelde imiteer ingedut ingeeft ingezet ingooit ingreep ingrijp inlaadt inlaten inlegde inleven inlever inpakte intieme intijds intocht invoert invroor inwerkt inzepen inziens isoleer jaartal jankten jorwerd jurkjes jurylid jutrijp kaartte kaatsen kaftten kakelen kampbed kansels kasstuk kauwden kavelen kaweide kegelde kietelt kimkiel klaagde klampte klapbes kletste kleunde kleurde kliefde kliekte klierde klokhen klotsen klotste knakten knalgas kneusde kneutje kneuzen knevels knevelt knoeide koerden koersen koerste kolmond kondigt konfijt koolbak koosjer kopstem kortten kostuum kranige kreijel krengde krijsen krijste kruidig kuildek kuipbad kuipten kwaakte kwezels kwijlde kwijlen kwijnde kwijten laafden laagste laagten lamlegt lapwerk latijns latwerk ledigde ledigen leebrug leefden leekten leemten leenhof leidsel lesgeld lesstof leunden leunend leurden liggeld lijmden lintjes loflied lokstem loodsen loodwit loofbos loofden looiden losvast luieren luifels lusthof maagsap maaiers manlijk matrijs meekwam meeliep meersel meetcel meetelt meevaar meevalt melaats meldden melsele miauwde mijmert mijnden mijnent misboek misdruk miszegd miszegt mixtuur mondige muntten muntwet naburen naburig naklank nalaten nalatig nalopen naspeur nauerna nautiek nauwere neersla neofiet nergena neusden niesden nijpend nijrees nijvere noopten nopeind notulen noukoop nuancen nuttige obbicht obergum octaven oenkerk oertijd oertype oervorm oesters omarmde omkeert omkeren omkleed omkocht omkomen omkoopt omkopen omringd omringt omzeilt omzette omzomen omzoomd onbruik onderop ondeugd ondiepe onkunde onlangs onreine onrijpe ontbond ontbood ontbrak onterfd onterft ontferm ontgaan ontgaat ontgeld onthuld onthult onthuts ontijde ontkend ontleed ontleen ontliep ontlook ontloop ontpopt ontraad ontslag ontstem onttrek ontwaak ontwaar onvaste onvrede onzacht onzedig oorarts oorvijg oosseld oosthem opbreng opdeden opdeelt openzet opereer opgroei ophaalt ophangt opknapt opkocht opkoken opkomen oplicht oplopen opperde opraapt oprapen opslaan opslaat opsteeg opstelt optreed optrekt opvoedt opvoert opvolgt opvraag opzette ordende ordenen orsbeck oudsten overeys overzie oxideer pakezel pakkans pakkend palmden pandden papekop partjes parwijs pauzeer peinsde peinzen pekelde perikel piekert pijnigt pingjum plaagde plantte platweg plekjes plekken plengde ploften plonsde poetsen poetste pokstof polsmof poosden poreuze postmap potrand potwand praaide praaien prakten prelaat prikten pronkte prooien puzzelt raagbol ransels ranselt ratelen reikten rekbaar rekbare rekende ribstuk rietsum rietven rijbrug rijkste rijmden rijtjes rijtoer rijwiel roemden roemeen rokerig rondkom ronkten ronselt rotklus rotspad royeert ruikers ruilden rustdag sardijn schaakt schampt schepte scheurt schijnt schimpt schopte schouwt schrijn schuilt secties serieel shagzak sjirpen sjirpte sjoelde sjofele sjokten slagzij slagzin slechts sliepen slierde slieren slipjes sloegen sloepen slotjes slotsom sluizen sluwerd smeedde smeekte smijdig smijten smoezen smolten snauwen snepken sneuvel snoefde snoeide snoeken snorkte snufjes soepele soesden spannum spanten spijlen spijsde spoedig spoelde sponnen spouwen spuiden staarde stamelt stampen stapelt statuut stekend stekjes stemmig sterfte steuren stijlen stijver stofjas stootje stortte stotend stripte stroopt stropte sturend suisden swolgen symbool tabberd talmden talreep talrijk tamheid tapkast taxatie taxeert taxeren terhole teugelt teugjes tevoren tiggelt tijdige tijding tikfout tilbaar toedeed toedoen toefden toegaan toegaat toeliet toemaat toenaam toename toestak toetste toezien toeziet toezond toornde toornen toornig tornden toverde toveren toverij tragiek trekgat trekjes trekpen treuzel tribuut tuimelt twijgen twijtel twijzel uffelte uitbuit uitgaaf uitgaan uitgaat uitging uithang uitkijk uitkomt uitlokt uitloop uitriep uitrolt uitvind uitvoer uitwijs uitzaai ulingen uurloon uurtjes vaceert vachten vakblad vanwaar vanwege vastleg veeboer veedief veedijk veenhof veenmos veepest veilden veilige veluwse ventten ventweg verarmd verbied verbijt verbood verbouw verdaag verduwt vereven vergaap vergaat vergelt verhief verraad verrast verving vervuld vervult verwelf verwent verwerf verwerk verzint verzoen vetzuur vezelig vibreer viering visbank visdonk viseert visfuik visueel visuele vlakken vlakuit vlakweg vlamden vletten vleugje vlieden vloeden vloeide vloeien vlugger voegden voelden voetrem vonkelt voogden voogdes voogdij voorrij vordert voteert voteren vragers vrijage vuilpan wachtum wadwerd wafelen walmden walmuur warffum wasecht wasemde washuis weekten weerleg weeuwen weggooi weglaat wegviel wegvoer wegwijs weiwerd wekerom welkten wenkten wentelt werkdag werpnet werveld wetsrol wichten wiegden wiegelt wierven wijdden woedden woekert woelige woeling wollige worgden wrattig wriemel wurmden zadelde zadelen zakboek zalvend zalving zamelde zamelen zeekust zeeworp zeulden zeuntje zeurden ziekten ziftten zijbeuk zingend zinkput zinkweg zinloze zondigs zondigt zorgden zorgend zoverre zuchtte zuigers zwaaide zwakken zwakste zwalken zwalkte zwatelt zwijmel